Judo geschiedenis
Jigoro Kano: “Wederzijdse meegaandheid, is de weg naar voorspoed voor alle mensen”
Ju-jitsu
Zoals elke judoka het zou moeten weten is dat de judosport is ontwikkeld uit Ju-jitsu (柔術). Maar er is weinig historie over het ontstaan van Ju-jitsu, wel zijn er verschillende vormen en methoden bekend waaronder de voornaamste: Kempo, Kumi-uchi, Yawara, Koshi Mawari, Hobaku, Taijutsu, Torite en Kogusoku.
Ju-jitsu is niet zoals sommige mensen denken door een Chinees naar Japan gebracht, nee er waren Japanse meesters zoals Hitotsubashi en Sekiguchi Jujin die deze vechtkunst al lang eerder hebben onderwezen.
Wel zou het zo kunnen zijn dat Ju-jitsu werd beïnvloed door bijvoorbeeld Kempo (het Chinees boksen). Een van de oudste Japanse geschriften (Nihon-Shoki) uit 720 n.C. beschreef al een wedstrijd “Chikara-Kurabe” de voorloper van het huidige Sumo deze zou plaats hebben gevonden in 230 v.C.
Samoerai
Ju-jutsu werd in Japan bijna alleen beoefend door krijgers. Deze krijgers werden Samoerais genoemd en hadden een voorrecht om twee zwaarden (lang en kort) te mogen dragen. Het dragen van wapens voor de gewone burgers was ten strengste verboden. Als een Samoerai tijdens het gevecht zijn zwaard verloor moest hij met zijn blote handen verder vechten.
De techniek van zwaardvechten en het gevecht aangaan met blote handen leerde men op speciale scholen (Ryu). Er waren verschillende scholen die eigen gespecialiseerde technieken bezaten. De specialiteiten van deze scholen werden opgeschreven in geheime aantekeningen boeken “Densho’s”. Uit de kunst van blote handen vechten “Kumi-Uchi” is later het Ju-jitsu ontstaan.
Tot 1868 was er in het oude Japan een feodaal stelstel, de Samoerai werd betaald door de boeren om hen te beschermen. Door Keijzer Meiji werd het systeem afgeschaft, tevens mochten de Samoerais hun wapens niet meer dragen. De scholen die de krijgskunst onderwezen kregen geen geld en de Ju-jitsu meesters zagen zich gedwongen om les te geven aan die gene die er voor wilde betalen. De gewone burgers namen de vechtkunst met blote handen over en zo werden langzaam de geheimen van de Ryu openbaar.
Jigoro Kano
Jigoro Kano werd geboren op 28-10-1860 in het dorpje Mikage (Kobe) als derde zoon. Op 9 jarige leeftijd overleed zijn moeder. Zijn vader besloot in 1871 om met het gezin te verhuizen naar Tokio. Hij is een groot voorstander van goed onderwijs en zorgde ervoor dat Jigoro zijn opleidingen op de beste scholen in Tokio kon genieten. Zo behaalde Jigoro een graad in de economische en politieke wetenschappen en een doctoraat in de filosofie.
Hierna werd hij professor in de school voor de elite (Gakushuin) maar het botste, de leraren werden door de leerlingen gezien als een bediende en dat accepteerde hij niet, leraren moeten aanzien hebben. Hij was klein van postuur maar hij besloot om net als mede studenten Ju-jitsu te leren. Met veel moeite vond hij een school en meester Teinosuke Yagi ging hem onderwijzen. Hij werd steeds leergieriger en kocht regelmatig de inmiddels spotgoedkoop densho’s boekjes. Bij meester Ikubo leerde Jigoro Kano iets wat hij nog niet eerde zag gevecht in een wapenuitrusting. Uitrespect voor deze meester is later het klassieke Koshiki no kata ontstaan.
Kodokan judo
In 1882 toen hij 22 jaar oud was werkte hij met 9 leerlingen in een dojo met 12 tatami’s in de Eishoji tempel. Hij noemde deze dojo de Kodokan (school tot het onderricht van de zachte weg). Na een moeilijke start en minachting van andere scholen brak de Kodokan school door in 1886. In dat jaar werd er door de stedelijke politie van Tokio een toernooi georganiseerd voor alle Ju-jitsu scholen. Van de 15 judoka die van de Kodokan meededen wonnen er 13 hun partij. Hiermee was de naam Kodokan gevestigd en toonde ze hun superioriteit.
In 1887 kwam de technische kant van het judo tot voltooiing en werden de kata’s beschreven en vastgelegd.
In 1909 werd hij lid van de Internationaal Olympisch Comité, tevens het eerste lid uit een Aziatisch land. Hij wilde dat judo net als de wetenschap of de kunst vrij is van externe invloeden zoals politiek, naties, racisme en financiën. Dit voor het ultieme doel; wederzijds profijt en welbevinden.
Zijn filosofische fase kreeg gestalte in 1922 met twee spreuken:
- Seiroku Zen’yo (maximale doeltreffendheid bij een minimum aan inspanning)
- Jita Kyoei (voorspoed en algemeen welzijn).
Na een vergadering met het I.O.C. te Caïro, overleed professor Jigoro Kano op het stoomschip “Hikawa Maru” op 4 mei 1938 aan de gevolgen van een longontsteking.