Gleeson-methode

Gleeson methode

Geoff Gleeson schreef in zijn boek “Judo for the West”: “A sport that resists change dies”

Gleeson was een judoka en judoleraar die les kreeg aan de Budokwai in Engeland. De budokwai werd al vroeg in de vorige eeuw (rond 1910) opgericht door Gunji Koizumi. Daarnaast was Gleeson een van de eerste westerse judoka die bij de Kodokan instituut in Tokyo mocht komen trainen. Hij zocht zoals zoveel anderen naar de essenties en principes van het Kodokan Gokyo systeem. Hij wilde zijn visie koppelen aan het Gokyo systeem dat was ontwikkeld door Jigoro Kano en rangschikte de technieken op zijn eigenwijze. Gleeson wilde een indeling maken waarbij de spelers en het spel het uitgangspunt vormt.

Zijn analyse van de werptechnieken is vooral gebaseerd op het bewegingstempo en gewicht van de tegenstander. De technieken worden daarbij in drie hoofdgroepen ingedeeld:

  • Lifters (2 groepen)
  • Rotators (2 groepen)
  • Tricks (waarbij de verrassing een grote rol speelt) 
Bij geringe snelheid kunnen “Lifters 2” en “Rotators 1” elkaar overlappen en bij middelmatige snelheid de “Rotators 1” en de “Rotators 2”. “Lifters 1” en “Lifters 2” kunnen echter niet met “Rotators 2” samenvallen omdat hun tempo te hoog ligt.

Lifters: deze worpen worden gebruikt als uke zich langzaam beweegt.

Lifter 1:

De tegenstander speelt zeer defensief of is zeer zwaar. Er is veel kracht nodig om hem in beweging te krijgen. Bij het inkomen van een worp moet de aanvaller de benen buigen en onder het zwaartepunt van de tegenstander komen. Bij het werpen moet deze beide benen strekken en het bovenlichaam draaien.

Lifter 2:

De tegenstander verdedigt zich niet zo sterk of is niet zo zwaar. Voor het tillen voldoet de strekkracht van 1 been voldoende. Het andere been vervult een andere opgave (vaak worden de benen van uke onder hem weggemaaid om hem op de rug te krijgen).

Rotators: deze worpen worden gebruikt als de tegenstander zich beweegt.

Rotators 1:

Als de tegenstander zich langzaam beweegt wordt er iets voor of achter hem gebracht (arm, been, heup of het lichaam). Het bovenlichaam wordt met de kraag naar beneden getrokken. De hand aan de mouw helpt mee om uke op zijn rug te krijgen. Deze technieken worden ook ‘rollers’ genoemd.

Hiza guruma

Rotators 2:

Als de tegenstander zich mee beweegt worden de bovenste en onderste delen van zijn lichaam ertoe gebracht zich met snelheid te bewegen, of wordt de romp over het langzamer bewegende been gedrukt of de benen worden onder het zich langzaam bewegende bovenlichaam gebracht. Deze technieken worden ook “Drivers” genoemd.

Tricks: Dit zijn technieken die op het onverwachte berusten

Tricks:

Dit zijn technieken die zijn gebaseerd op het onverwachte momentum. Ze zijn moeilijker in te delen op basis van hun biomechanica. Hun waarde wordt uitgemaakt door verrassing en snelheid.